Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word mus

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 De mussen kwetterden in de dakgoot en een fris windje deed de dorre bladeren ritselen, doch de eenzame heer schuifelde voort met doffe blik.
(Anselm; Anselmus; Selm; Selmus)
Ansel
;
(haagmus; hegmus)
accentor
🔗 Het koekoeksvrouwtje heeft daarbij een voorkeur voor de nesten van kleine karekieten, heggemussen, rietzangers en kwikstaarten.
(haagmus; hegmus)
dunnock
;
hedge accentor
;
hedge‐sparrow
;
hedge warbler
common ground dove

DutchEnglish
mus sparrow
blij zijn met een dode mus be excited about nothing
grasmus common whitethroat; whitethroat
heggemus accentor; dunnock; hedge accentor; hedge sparrow; hedge warbler; prunella; hedge‐sparrow
huismus home‐body; home‐bird; stay‐at‐home; house sparrow
musduif common ground dove
mussenhagel dust‐shot
ringelmus tree‐sparrow
ringmus tree‐sparrow