Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word kamperen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(légeren)
be encamped
; ;
camp out
;
lie encamped
🔗 Heer Bommel had het plan opgevat om te gaan kamperen en omdat alleen zijn remmend werkt op de geest, terwijl het bovendien prettig is wanneer men sommige werkzaamheden aan anderen kan overlaten, had hij ook Tom Poes uitgenodigd.
(gevecht; treffen);
combat
🔗 Maar vreemde geruchten deden in het kamp de ronde.
(kampement);
encampment
🔗 Toen vond hij het kamp van de rovers.
🔗 De twee kampen staan nog steeds lijnrecht tegenover elkaar als het gaat om de status van Noord‐Ierland.
(huif; tent)
(camping)
camping‐site
;
campground
(camper)
motor home
🔗 Het aantal tweedehands kampeerwagens dat via een vakhandel van eigenaar wisselde, nam met 6,1% toe, tot bijna 3500.

DutchEnglish
kamperen be encamped; bivouac; camp; camping; camp out; encamp; lie encamped; pitch; tent
kamp camp; combat; compound; contest; encampment; fight; struggle
kampeerauto camper; camper van; motor home
kampeerboerderij farmyard campsite
kampeerbus camper; camper van
kampeerder camper
kampeerpaspoort camping pass
kampeerterrein campground; camping‐site; campsite
kampeeruitrusting camping equipment
kampeerwagen motor home
kampleider camp leader