English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word camp

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(be encamped; camp out; lie encamped);
🔗 Hundreds of protesters have been camping outside a French military base in Niger’s capital Niamey for the past six days to demand the troops’ departure, the latest sign of swelling anti‐French sentiment among supporters of a military coup in July.
;
groep barakken
;
verzameling barakken
(camping ground; camping‐site; campground)
(camp of tents; tented camp; encampment);
(party; faction; side)
camp out
(be encamped; camp; lie encamped)
concentration camp
labour camp
somera kampadejo
🔗 Speaking to broadcaster TV2, Ms. Solberg said the shooting in Christchurch brought back memories of Anders Breivik, a righ‐wing extremist who killed 77 people at a Norwegian summer camp in 2011.
(adjutant; aide);
campshedding
(campsheeting; campshot)
ligna tegaĵo
campshedding
(campsheeting; campshot)
tabula bordkovraĵo
campsheeting
(campshedding; campshot)
ligna tegaĵo
campsheeting
(campshedding; campshot)
tabula bordkovraĵo
🔗 It is a windy day in early April, and I take my camp‐stool and wander into the wood, where one is always fairy in shelter.

EnglishDutch
camp geaffecteerd; kamp; kampement; kamperen; kitsch; kitscherig; légeren; legerplaats; nichterig; theatraal; verwijfd; zich legeren
army camp legerkamp
base camp basiskamp
camp bully kampbeul
camp commandant kampcommandant
camp guard kampwacht
camp leader kampleider
camp out kamperen
concentration camp concentratiekamp
extermination camp vernietigingskamp
holiday camp vakantiekamp; vakantiekolonie
internment camp interneringskamp
labour camp werkkamp
prison camp gevangenenkamp; gevangenkamp; interneringskamp
prisoner’s camp gevangenenkamp
refugee camp vluchtelingenkamp
strike camp het kamp opbreken
summer camp zomerkamp
transit camp doorgangskamp
aide‐de‐camp adjudant; aide‐de‐camp; ordonnansofficier; vleugeladjudant
camp‐bed veldbed
camp‐chair vouwstoel
camper camper; kampeerauto; kampeerbus; kampeerder
campfire kampvuur
camp‐follower <met een leger meereizende prostituée>; marketentster; sympathisant
campshedding beschoeiing
campsheeting beschoeiing
campsite camping; kampeerterrein
camp‐stool klapstoeltje; vouwstoel; vouwstoeltje
decamp afmarcheren; ertussenuit knijpen; ervandoor gaan; het kamp opbreken; opbreken; uitknijpen; ’m smeren
encamp kamperen; légeren; zich legeren
lumber‐camp houthakkerskamp
training‐camp oefenkamp