English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word content

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(contents; substance)
🔗 Each text is followed by a small number of questions relating to the content, which the student should attempt to answer (preferably aloud) in order to ensure his understanding of the text and also to acquire some conversational practice.
(contented; pleased; satisfied; gratified; happy); ; ;
🔗 Indeed I am content with Vale Evander.
content
(meet with; satisfy; gratify)
tevreden stellen
; ;
alcoholic content
content with
(satisfied with)
kontenta je
contented
(pleased; satisfied; content; gratified; happy)
; ;
(content; substance)
🔗 Very often you will want to examine the contents of a text file.
discontent
(discontentedness; displeasure; dissatisfaction; disaffection)
; ;
malcontent

EnglishDutch
content content; gehalte; genoegen; inhoud; tevreden; tevredenheid; tevreden stellen; tevredenstellen; vergenoegd; vergenoegen; voldaan; voldoen; voldoening
alcoholic content alcoholgehalte
be content with genoegen nemen met
content oneself genoegen nemen; zich tevreden stellen
content oneself with zich tevredenstellen met; zich vergenoegen met
content with tevreden met
dust content stofgehalte
fat content vetgehalte
in content inhoudelijk
in contents inhoudelijk
information content informatiegehalte
moisture content vochtgehalte
protein content eiwitgehalte
solid contents kubieke inhoud
sugar content suikergehalte
table of contents index; inhoud; inhoudsopgaaf; inhoudsopgave
to one’s heart’s content naar hartelust
contented content; tevreden; vergenoegd
contentment tevredenheid; vergenoegdheid; voldaanheid
contents inhoud; voorstemmers
discontent het misnoegen wekken van; misnoegd; misnoegdheid; misnoegen; onbehagen; ontevredenheid; onvrede
gold‐content goudgehalte
malcontent malcontent; misnoegd; ontevreden; ontevredene
salt‐content zoutgehalte