Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word gerei

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(gereedschap)
gear
forks, knives and spoons
🔗 Nadat er een bord van fijn porselein voor hem neer was gezet, begon de kelner dit serviesdeel te omringen met een hoeveelheid eetgerei die de gast met zorg vervulde.
kitchen utensils
(keukengerei)
kitchen utensils
sewing‐things
(schrijfbehoeften; schrijfgereedschap; schrijfwaren)
stationery
🔗 Een van de hulpbewakers bracht Peter het schrijfgerei waarom hij gevraagd had.
tafelgerei
(bestek; couvert; eetgerei)
forks, knives and spoons
tea‐things
teilaro
🔗 Het theegerei kletterde op de grond, en de pot raakte hem vol op de tenen, zodat hij zich lelijk bezeerde.

DutchEnglish
gerei equipage; gear; tackle; things; utensils
eetgerei crockery; cutlery
keukengerei kitchen utensils; kitchenware; utensils
naaigerei sewing‐things
poetsgerei cleaning things
rookgerei smoking requisites
scheergerei shaving‐tackle; shaving things
schoolgerei school necessaries
schrijfgerei writing‐material; writing‐materials
tafelgerei tableware; dinner‐things
theegerei tea‐things