Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word eetgelegenheid

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
dining‐room
🔗 Ik ben namelijk op gezag van koning Aillas officieel aangesteld als inspecteur van eetgelegenheden.
(spijs)
(bikken; nuttigen; vreten);
🔗 Dat zal ik doen zodra ik iets heb gegeten.
(maaltijd)
🔗 Ze eten geen vlees maar wat is kip dan?
🔗 Morgen eten we bij mijn jongste zoon.
🔗 Bij deze gelegenheid nam hij het met de waarheid niet al te nauw.
(plaats; plek)
🔗 Hij is dwaas om alleen naar een gelegenheid als deze kroeg te komen.

DutchEnglish
eetgelegenheid eating place; restaurant
eten bite; chow; dine; dinner; eat; eating; feed; food; manducate; manducation; meat; nosh; have dinner
gelegenheid joint; occasion; opening; opportunity; place; room