Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word brood

English/Dutch
Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(mik)
🔗 Ik heb alleen brood en kwark gehad.
🔗 Toen ik wakker werd en mijn armen uitstrekte, vond ik een brood en een kruik water naast mij.
(bijenvriend; bijenvoer; facelia)
lacy phacelia
;
blue tansy
;
purple tansy
sandwich filling
sandwich filling
sandwich filling
(aucuba)
(bolletje)
🔗 Bak de broodjes 30–35 minuten tot ze goudbruin zijn.
(kruimel)
emaciated
🔗 Hij was weer broodmager toen hij bij Prissthil aankwam.
professional jealousy
prometia envio
(hoognodig)
indispensable
necesega
toaster
profession
;
occupation
;
vocation
🔗 Een uur gaans te paard zijn er heuvels die wemelen van barbaren die van moord en plundering hun broodwinning hebben gemaakt.
(cassave; maniok);
manioc
brown bread
algarroba
;
locust bean
;
carob tree
;
Saint John’s‐bread
🔗 Tegen de middag, toen ze stopten om onder een Johannesbroodboom wat brood en wijn te nuttigen, waren ze al over de helft.
(matse)
matzo
;
unleavened bread
(zwartbrood)
rye loaf
black bread
;
rye bread
🔗 „Snert,” zo sprak hij, „met spek en roggebrood.
volkorenbrood
wholemeal bread

DutchEnglish
brood⇆ bread; ⇆ brick; ⇆ livelihood; ⇆ loaf
daar lusten de honden geen brood van⇆ even a dog would turn up its nose at that
eerlijk zijn brood verdienen⇆ make an honest living
ergens geen brood in zien⇆ not think something will pay bread
geen droog brood verdienen⇆ not earn a penny; ⇆ not earn enough for one’s bread and cheese
gesneden brood⇆ sliced loaf
hij is een profeet die brood eet⇆ his prophecies are of no value
iemand het brood uit de mond stoten⇆ take the bread out of somebody’s mouth
om den brode⇆ for a living
op water en brood zetten⇆ put on bread and water
stenen voor brood geven⇆ give a stone for bread
van brood alleen kan men niet leven⇆ we cannot live by bread alone
wiens brood men eet, diens woord men spreekt⇆ it is bad policy to quarrel with one’s bread and butter
zich de kaas niet van het brood laten eten⇆ stand up for oneself; ⇆ fight back
bijenbrood⇆ blue tansy; ⇆ purple tansy; ⇆ lacy phacelia
boerenbrood⇆ cottage loaf
brodeloos⇆ breadless
broodbakker⇆ baker
broodbakkerij⇆ bread‐baking; ⇆ baker’s trade; ⇆ bakehouse; ⇆ bakery
broodbeleg⇆ sandwich fillings and spreads
broodbelegsel⇆ sandwich fillings and spreads
broodbezorger⇆ baker’s delivery man
broodboom⇆ breadfruit; ⇆ breadfruit‐tree; ⇆ aucuba
brooddeeg⇆ dough for bread
broodfabriek⇆ bread‐factory; ⇆ bakery
broodheer⇆ employer
broodje⇆ bun; ⇆ roll
broodkorst⇆ bread‐crust
broodkruim⇆ breadcrumbs
broodkruimel⇆ breadcrumb; ⇆ crumb
broodmager⇆ scrawny; ⇆ skinny; ⇆ as lean as a rake
broodmes⇆ bread‐knife
broodnijd⇆ professional jealousy
broodnodig⇆ highly necessary; ⇆ much‐needed
broodnuchter⇆ stone sober
broodplank⇆ bread board; ⇆ trencher
broodrooster⇆ toaster
broodschrijver⇆ Grub‐street writer; ⇆ hack; ⇆ hack writer; ⇆ penny‐a‐liner
broodtrommel⇆ bin; ⇆ bread bin; ⇆ bread box; ⇆ bread‐tin
broodwinner⇆ breadwinner
broodwinning⇆ bread; ⇆ livelihood; ⇆ living; ⇆ support; ⇆ means of living
broodwortel⇆ yam
bruinbrood⇆ brown bread
eekhoorntjesbrood⇆ cep
eekhorentjesbrood⇆ cep
genadebrood⇆ bread of charity; ⇆ bread of dependence
gerstebrood⇆ bannock
hondebrood⇆ dog‐biscuit
knipbrood⇆ incised loaf
luxebrood⇆ fancy‐bread
maisbrood⇆ maize bread
melkbrood⇆ milk‐loaf
paasbrood⇆ Easter loaf; ⇆ Passover bread
roggebrood⇆ rye bread; ⇆ black bread
suikerbrood⇆ sugar‐loaf
tarwebrood⇆ wheaten bread; ⇆ wheaten loaf
volkorenbrood⇆ wholemeal bread; ⇆ wholewheat bread