English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word living

Dutch/English
English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(alive; animate)
vivanta
🔗 This makes it currently the oldest known living tree in Europe.
within living memory
(from time immemorial; since time immemorial; within the recollection of man; since time out of mind)		; ;
(dwell; reside; stay; house; lodge); ;
🔗 The door being open, T’sain looked to see who might live here.
(vital; vivid; animate)
(directly; independently);
senpere
🔗 I’ve lived here half my life.
(sitting‐room); ; ;
familia ĉambro
living‐standard

EnglishDutch
living⇆ bestaan; ⇆ broodwinning; ⇆ kost; ⇆ kostwinning; ⇆ leven; ⇆ levend; ⇆ levensonderhoud; ⇆ onderhoud; ⇆ plaats; ⇆ predikantsplaats
earn a living⇆ zijn brood verdienen
for a living⇆ om den brode
living address⇆ woonadres
living climate⇆ leefklimaat
living conditions⇆ bestaansvoorwaarden; ⇆ leefklimaat; ⇆ levensomstandigheden
living costs⇆ kosten van levensonderhoud
living picture⇆ tableau vivant
living space⇆ leefruimte
make a decent living⇆ een goede boterham verdienen
make a living⇆ aan de kost komen; ⇆ zijn brood verdienen
make an honest living⇆ eerlijk zijn brood verdienen
pick up a living⇆ zijn kostje bijeenscharrelen
standard of living⇆ levensstandaard
way of living⇆ levenswijze
within living memory⇆ in mensenheugenis; ⇆ sedert mensenheugenis; ⇆ sinds mensenheugenis; ⇆ sinds onheuglijke tijden
live⇆ actief; ⇆ actueel; ⇆ bestaan; ⇆ blijven leven; ⇆ brandend; ⇆ direct; ⇆ echt; ⇆ energiek; ⇆ geladen; ⇆ gloeiend; ⇆ heus; ⇆ huizen; ⇆ in leven; ⇆ in leven blijven; ⇆ leven; ⇆ levend; ⇆ levendig; ⇆ live; ⇆ onder spanning staand; ⇆ onder stroom staand; ⇆ onontploft; ⇆ op scherp staand; ⇆ rechtstreeks; ⇆ scherp; ⇆ spanningvoerend; ⇆ wonen; ⇆ woonachtig zijn; ⇆ zich ophouden
living‐room⇆ huiskamer; ⇆ living; ⇆ woonkamer; ⇆ woonvertrek; ⇆ zitkamer
living‐standard⇆ levensstandaard
living‐waggon⇆ woonwagen