Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word brandmerk

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(branden)
combustion
(fik);
🔗 De oorzaak van de brand is onbekend.
🔗 Bij de brand kwam veel rook vrij.
(roest)
smut
(cachet; stempel)
🔗 Ik ben overgeschakeld op een ander merk.

DutchEnglish
brandmerk brand; stigma
brand smut; blaze; blight; brand; burning; canker; conflagration; fire; eruption
brandmerken brand; stigmatize
merk blaze; brand; make; mark; marque; note; print; vintage; stamp; trademark; hallmark