Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word armleuning

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
;
(armzalig; armoedig; pover)
🔗 De arme Bilbo kon het niet langer aanhoren.
;
crank‐handle
🔗 Hij was zo arm als een kerkrat.
🔗 Hij nam haar in zijn armen en droeg haar de kamer uit.
🔗 Hij zuchtte, leunde achterover en tikte weer zachtjes op de leuning van zijn stoel.
(balie)
parapet
;
railing
🔗 De brug had geen leuningen en was nog geen twee voet breed.
(borstwering)
parapet

DutchEnglish
armleuning arm; arm‐rest
arm arm; bracket; branch; indigent; penniless; poor; poverty‐stricken; needy
leuning back; guard; guard‐rail; handrail; parapet; rail; railing; railings; banister; arm; arm‐rest