Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word afvoeren

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(wegvoeren)
🔗 Wordt de waterstand in het stuwmeer hoger dan wenselijk is, dan kan men het water op de een of andere manier afvoeren.
go down
ŝipveturi laŭflue sur
(brengen; geleiden; leiden); ;
🔗 Waar bestaat die queeste uit die u zo ver voert?
(spijzigen; te eten geven; voederen)
manĝigi
(dragen);
🔗 Het bleek dat er een groot aantal vissersboten voor anker lag, die alle een klein lichtje voerden.
subŝtofi
(overbrengen; transporteren; vervoeren)
transport
;
(houden; vasthouden; huldigen)
🔗 De Saint voerde nog een telefoongesprek, genoot van een goede lunch en reed dan naar de stad.

DutchEnglish
afvoeren abduce; carry off; convey; remove; strike off; transport
afvaren sail; depart; leave; go down
voeren carry; carry on; conduct; feed; feeding; fly; fodder; hold; lead; line; make; prime; priming; waft; wield; take; convey; bring; bear