Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word afvloeien

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
be discharged gradually
esti maldungata iom post iom
(weglopen; wegvloeien)
flow down
;
flow off
(gereed; klaar)
🔗 Maar het portret is nog niet af.
(van; van … af)
de sur
🔗 Hij vluchtte de berg af.
(lopen; stromen; vlieten);
🔗 Uit welke troebele bron vloeit dat dag aan dag?

DutchEnglish
afvloeien become redundant; be discharged gradually; be made redundant; drain; flow down; flow off
af down; exeunt; out of play; off; finished; out
afvloeiing outfall; flowing down; flowing off; gradual discharge
vloeien blot; flow; run; bleed