Informatie over het woord aanvoerder (Nederlands → Esperanto: estro)

Synoniemen: baas, chef, gebieder, gezagvoerder

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈanvuːrdər/
Afbrekingaan·voer·der
Geslachtmanlijk
Meervoudaanvoerders

Voorbeelden van gebruik

De aanvoerder, die nu zijn geweer in de hand had genomen, kwam ook een paar stappen naar voren.
Wie is de aanvoerder?
Maar je moet de aanvoerder hebben; die maakt de jongens zo gevaarlijk.

Vertalingen

Afrikaanshoof
Catalaansamo
Deenschef
DuitsBefehlshaber; Chef; Haupt; Häupling; Herr; Oberhaupt; Vorsteher; Leiter; Vorgesetzter
Engelsleader
Esperantoestro
Faeröersformaður; fyristøðumaður; stjóri
Finspäällikkö
Grieksκύφωμα
Italiaanscapo
Jamaicaans Creoolsliida
Latijndux
Maleismajikan
Papiamentsbòs; hefe
Poolsszef; zwierzchnik
Portugeeschefe; director
Russischкапитан
SaterfriesBefeelshääber; Boas; Foarstounder; Haud; Heer; Skef
Schotsheid
Spaansamo; capitán; caudillo; comandante; dueño; jefe; patrón
Srananbasi; edeman; masra; patron
Swahilijumbe
Thaisเจ้านาย; นาย
Turksbaş; amir; patron
Westerlauwers Friesbaas; haad; master; âlde
Zweedsanförare; chef