Informatie over het woord dopen (Nederlands → Esperanto: bapti)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈdopə(n)/
Afbrekingdo·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) doop(ik) doopte
(jij) doopt(jij) doopte
(hij) doopt(hij) doopte
(wij) dopen(wij) doopten
(jullie) dopen(jullie) doopten
(gij) doopt(gij) dooptet
(zij) dopen(zij) doopten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) dope(dat ik) doopte
(dat jij) dope(dat jij) doopte
(dat hij) dope(dat hij) doopte
(dat wij) dopen(dat wij) doopten
(dat jullie) dopen(dat jullie) doopten
(dat gij) dopet(dat gij) dooptet
(dat zij) dopen(dat zij) doopten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
doopdoopt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
dopend, dopende(hebben) gedoopt

Vertalingen

Afrikaansdoop
Catalaansbatejar
Duitstaufen
Engelsbaptize; christen
Esperantobapti
Faeröersdoypa
Fransbaptiser
Grieksβαφτίζω
Hongaarskeresztel
Italiaansbattezzare
Latijnbaptizare
Portugeesbaptizar
Russischкрестить
Saterfriesdööpe; kristenje
Schotsbapteese
Spaansbautizar
Sranandopu
Tsjechischkřtít; pokřtít
Zweedsdöpa; kristna