Informatie over het woord schertsen (Nederlands → Esperanto: ŝerci)

Synoniemen: boerten, gekscheren, gekheid maken, grappen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsxɛrtsə(n)/
Afbrekingschert·sen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) scherts(ik) schertste
(jij) schertst(jij) schertste
(hij) schertst(hij) schertste
(wij) schertsen(wij) schertsten
(jullie) schertsen(jullie) schertsten
(gij) schertst(gij) schertstet
(zij) schertsen(zij) schertsten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) schertse(dat ik) schertste
(dat jij) schertse(dat jij) schertste
(dat hij) schertse(dat hij) schertste
(dat wij) schertsen(dat wij) schertsten
(dat jullie) schertsen(dat jullie) schertsten
(dat gij) schertset(dat gij) schertstet
(dat zij) schertsen(dat zij) schertsten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
schertsschertst
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
schertsend, schertsende(hebben) geschertst

Voorbeelden van gebruik

Ik was van plan de volgende ochtend een schertsende opmerking over je te maken in het bijzijn van de koning.
Ik zei het schertsend, maar tot mijn grote verbazing vatte Hoebe het in volle ernst op.

Vertalingen

Afrikaansskerts
Catalaansbromejar; fotre’s; riure’s
Deensspøge
Duitsscherzen; Witze machen
Engelsjest; joke
Esperantoŝerci
Faeröersskemta
Finslaskea leikkiä
Fransbadiner
Italiaansscherzare
Latijniocare
Papiamentschansa
Poolsżatrować
Portugeesbrincar; caçoar; gracejar
Roemeensglumi
Saterfriesgnäägelje; maaljoagje; spoasje
Spaansbromear; chancearse
Tsjechischšprýmovat; žertovat
Westerlauwers Friesgekjeie
Zweedsskoja; skämta