Informatie over het woord werpen (Nederlands → Esperanto: ĵeti)

Synoniemen: flikkeren, gooien, uitspelen, pleuren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈʋɛrpə(n)/
Afbrekingwer·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) werp(ik) wierp
(jij) werpt(jij) wierp
(hij) werpt(hij) wierp
(wij) werpen(wij) wierpen
(jullie) werpen(jullie) wierpen
(gij) werpt(gij) wierpt
(zij) werpen(zij) wierpen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) werpe(dat ik) wierpe
(dat jij) werpe(dat jij) wierpe
(dat hij) werpe(dat hij) wierpe
(dat wij) werpen(dat wij) wierpen
(dat jullie) werpen(dat jullie) wierpen
(dat gij) werpet(dat gij) wierpet
(dat zij) werpen(dat zij) wierpen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
werpwerpt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
werpend, werpende(hebben) geworpen

Voorbeelden van gebruik

Ze wierpen hun hoeden tegen de grond en begonnen erop te dansen.
Sommige mannen liepen hem een paar stappen na, andere wierpen met stenen, maar het haalde niets uit.
Hij blijve een ogenblik op de drempel staan en werpe een bekommerde, ja, bedroefde blik in het vertrek.
Vuil werd gewoon naar buiten op straat geworpen.

Vertalingen

Afrikaansgooi
Albaneeshedh
Catalaansllançar; llençar; tirar
Deenskaste
Duitswerfen
Engelsthrow; cast
Engels (Oudengels)weorpan
Esperantoĵeti
Faeröerskasta
Finsheittää
Fransjeter; projeter
Hongaarsdob
IJslandskasta
Italiaansgettare
Jiddischװאַרפֿן
Latijniacere
Luxemburgsschéissen
Maleisbaling; lempar … melempar; campak; lempar; lontar; melempar
Noorshive; slenge; kaste
Papiamentsbenta; tira
Poolsrzucać
Portugeesarremessar; atirar; lançar
Roemeensarunca
Russischбросать; кидать
Saterfriesgooie; klüütje; kuusje; slingerje; sloiderje; smiete; wamsje
Schotsthraw
Schots-Gaelischtilg
Spaansechar; lanzar
Srananfringi; iti
Thaisข้วาง; โยน; ปา
Tsjechischházet; hodit; vrhat; vrhnout
Turksatmak
Westerlauwers Friesgoaie
Zweedskasta; vräka