Informatie over het woord wiegen (Nederlands → Esperanto: balanciĝi)

Synoniemen: balanceren, hobbelen, schommelen, wiegelen, wippen

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) wieg(ik) wiegde
(jij) wiegt(jij) wiegde
(hij) wiegt(hij) wiegde
(wij) wiegen(wij) wiegden
(jullie) wiegen(jullie) wiegden
(gij) wiegt(gij) wiegdet
(zij) wiegen(zij) wiegden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) wiege(dat ik) wiegde
(dat jij) wiege(dat jij) wiegde
(dat hij) wiege(dat hij) wiegde
(dat wij) wiegen(dat wij) wiegden
(dat jullie) wiegen(dat jullie) wiegden
(dat gij) wieget(dat gij) wiegdet
(dat zij) wiegen(dat zij) wiegden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
wiegwiegt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
wiegend, wiegende(hebben) gewiegd

Vertalingen

Duitssich wiegen; schaukeln; sich schaukeln; wippen; sich hin und her neigen; schwanken
Engelsbalance; poise; bob
Esperantobalanciĝi
Faeröersduffa; verða ruggaður
Fransbranler; être ballotté; osciller; rouler; se balancer; tanguer; vaciller
Papiamentszoya
Portugeesbalançar‐se; ondular; oscilar
Roemeensechilibra
Spaansbalancear