Informatie over het woord wiegen (Nederlands → Esperanto: luli)

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) wieg(ik) wiegde
(jij) wiegt(jij) wiegde
(hij) wiegt(hij) wiegde
(wij) wiegen(wij) wiegden
(jullie) wiegen(jullie) wiegden
(gij) wiegt(gij) wiegdet
(zij) wiegen(zij) wiegden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) wiege(dat ik) wiegde
(dat jij) wiege(dat jij) wiegde
(dat hij) wiege(dat hij) wiegde
(dat wij) wiegen(dat wij) wiegden
(dat jullie) wiegen(dat jullie) wiegden
(dat gij) wieget(dat gij) wiegdet
(dat zij) wiegen(dat zij) wiegden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
wiegwiegt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
wiegend, wiegende(hebben) gewiegd

Vertalingen

Catalaansapaivagar; bressar; bressolar; gronxar
Duitswiegen
Engelsrock; cradle
Esperantoluli
Faeröersrura; vagga
Finstuutia
Fransbercer
Portugeesembalar; ninar
Roemeensadormi; legăna
Russischбаюкать
Saterfriesstuttelje; wääsje
Spaansacunar; mecer
Tsjechischhoupat