Informatie over het woord schommelen (Nederlands → Esperanto: vobli)

Synoniem: wiebelen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsxɔmələ(n)/
Afbrekingschom·me·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) schommel(ik) schommelde
(jij) schommelt(jij) schommelde
(hij) schommelt(hij) schommelde
(wij) schommelen(wij) schommelden
(jullie) schommelen(jullie) schommelden
(gij) schommelt(gij) schommeldet
(zij) schommelen(zij) schommelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) schommele(dat ik) schommelde
(dat jij) schommele(dat jij) schommelde
(dat hij) schommele(dat hij) schommelde
(dat wij) schommelen(dat wij) schommelden
(dat jullie) schommelen(dat jullie) schommelden
(dat gij) schommelet(dat gij) schommeldet
(dat zij) schommelen(dat zij) schommelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
schommelschommelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
schommelend, schommelende(hebben) geschommeld

Vertalingen

Esperantovobli