Informatie over het woord schommelen (Nederlands → Esperanto: fluktui)

Synoniemen: fluctueren, op en neer gaan

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsxɔmələ(n)/
Afbrekingschom·me·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(hij) schommelt(hij) schommelde
(zij) schommelen(zij) schommelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat hij) schommele(dat hij) schommelde
(dat zij) schommelen(dat zij) schommelden
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
schommelend, schommelende(hebben) geschommeld

Vertalingen

Duitsfluktuieren
Engelsfluctuate
Esperantofluktui
Faeröersalda; broytast
Spaansfluctuar