Informatie over het woord kraken (Nederlands → Esperanto: uzurpi)

Synoniemen: overweldigen, usurperen, zich meester maken van

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈkrakə(n)/
Afbrekingkra·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) kraak(ik) kraakte
(jij) kraakt(jij) kraakte
(hij) kraakt(hij) kraakte
(wij) kraken(wij) kraakten
(jullie) kraken(jullie) kraakten
(gij) kraakt(gij) kraaktet
(zij) kraken(zij) kraakten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) krake(dat ik) kraakte
(dat jij) krake(dat jij) kraakte
(dat hij) krake(dat hij) kraakte
(dat wij) kraken(dat wij) kraakten
(dat jullie) kraken(dat jullie) kraakten
(dat gij) kraket(dat gij) kraaktet
(dat zij) kraken(dat zij) kraakten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
kraakkraakt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
krakend, krakende(hebben) gekraakt

Vertalingen

Deensbesætte
Duitsursurpieren
Engelsoverpower; usurp
Esperantouzurpi
Faeröersræna til sín
IJslandsyfirtaka
Noorsokkupere
Portugeesdefraudar; esbulhar; usurpar
Saterfriesusurpierje
Spaansusurpar
Zweedsockupera