Informatie over het woord kraken (Nederlands → Esperanto: krevigi)

Synoniem: uit elkaar doen springen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈkrakə(n)/
Afbrekingkra·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) kraak(ik) kraakte
(jij) kraakt(jij) kraakte
(hij) kraakt(hij) kraakte
(wij) kraken(wij) kraakten
(jullie) kraken(jullie) kraakten
(gij) kraakt(gij) kraaktet
(zij) kraken(zij) kraakten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) krake(dat ik) kraakte
(dat jij) krake(dat jij) kraakte
(dat hij) krake(dat hij) kraakte
(dat wij) kraken(dat wij) kraakten
(dat jullie) kraken(dat jullie) kraakten
(dat gij) kraket(dat gij) kraaktet
(dat zij) kraken(dat zij) kraakten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
kraakkraakt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
krakend, krakende(hebben) gekraakt

Voorbeelden van gebruik

Links en rechts sloeg hij met de vlammende fakkel om zich heen en binnen een paar seconden had hij twee van de grote vrouwelijke soldaten met gekraakte schedels buiten gevecht gesteld.

Vertalingen

Duitssprengen; bersten machen; zum Platzen bringen; zum Zerplatzen bringen; zersprengen; aufknacken; knacken
Esperantokrevigi
Zweedsspräcka