Informatie over het woord hobbelen (Nederlands → Esperanto: skuiĝi)

Synoniemen: horten, schudden, stoten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɦɔbələ(n)/
Afbrekinghob·be·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) hobbel(ik) hobbelde
(jij) hobbelt(jij) hobbelde
(hij) hobbelt(hij) hobbelde
(wij) hobbelen(wij) hobbelden
(jullie) hobbelen(jullie) hobbelden
(gij) hobbelt(gij) hobbeldet
(zij) hobbelen(zij) hobbelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) hobbele(dat ik) hobbelde
(dat jij) hobbele(dat jij) hobbelde
(dat hij) hobbele(dat hij) hobbelde
(dat wij) hobbelen(dat wij) hobbelden
(dat jullie) hobbelen(dat jullie) hobbelden
(dat gij) hobbelet(dat gij) hobbeldet
(dat zij) hobbelen(dat zij) hobbelden
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
hobbelend, hobbelende(hebben/zijn) gehobbeld

Voorbeelden van gebruik

Maar omdat het voertuig danig hobbelde, slaagde hij er niet in kennis van het drukwerk te nemen.
Het vliegtuig hobbelde een paar honderd meter over ongelijke grond en bleef toen staan.

Vertalingen

Deensryste
Engelsshake; lurch
Engels (Oudengels)acweccan
Esperantoskuiĝi
Thaisส่าย