Informatie over het woord stropen (Nederlands → Esperanto: senhaŭtigi)

Synoniemen: ontvellen, villen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈstropə(n)/
Afbrekingstro·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) stroop(ik) stroopte
(jij) stroopt(jij) stroopte
(hij) stroopt(hij) stroopte
(wij) stropen(wij) stroopten
(jullie) stropen(jullie) stroopten
(gij) stroopt(gij) strooptet
(zij) stropen(zij) stroopten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) strope(dat ik) stroopte
(dat jij) strope(dat jij) stroopte
(dat hij) strope(dat hij) stroopte
(dat wij) stropen(dat wij) stroopten
(dat jullie) stropen(dat jullie) stroopten
(dat gij) stropet(dat gij) strooptet
(dat zij) stropen(dat zij) stroopten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
stroopstroopt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
stropend, stropende(hebben) gestroopt

Vertalingen

Duitsdie Haut abziehen; abhäuten; enthäuten
Engelsskin
Engels (Oudengels)flean
Esperantosenhaŭtigi
Faeröersfletta
Fransdépouiller
Portugeespelar; tirar a pele
Welsblingo
Zweedsskinna