Informatie over het woord hakken (Nederlands → Esperanto: pioĉi)

Synoniem: hakken met een houweel

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɦɑkə(n)/
Afbrekinghak·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) hak(ik) hakte
(jij) hakt(jij) hakte
(hij) hakt(hij) hakte
(wij) hakken(wij) hakten
(jullie) hakken(jullie) hakten
(gij) hakt(gij) haktet
(zij) hakken(zij) hakten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) hakke(dat ik) hakte
(dat jij) hakke(dat jij) hakte
(dat hij) hakke(dat hij) hakte
(dat wij) hakken(dat wij) hakten
(dat jullie) hakken(dat jullie) hakten
(dat gij) hakket(dat gij) haktet
(dat zij) hakken(dat zij) hakten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
hakhakt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
hakkend, hakkende(hebben) gehakt

Vertalingen

Duitshacken; karsten
Esperantopioĉi