Informatie over het woord delen (Nederlands → Esperanto: onigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈdelə(n)/
Afbrekingde·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) deel(ik) deelde
(jij) deelt(jij) deelde
(hij) deelt(hij) deelde
(wij) delen(wij) deelden
(jullie) delen(jullie) deelden
(gij) deelt(gij) deeldet
(zij) delen(zij) deelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) dele(dat ik) deelde
(dat jij) dele(dat jij) deelde
(dat hij) dele(dat hij) deelde
(dat wij) delen(dat wij) deelden
(dat jullie) delen(dat jullie) deelden
(dat gij) delet(dat gij) deeldet
(dat zij) delen(dat zij) deelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
deeldeelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
delend, delende(hebben) gedeeld

Vertalingen

Esperantoonigi
Fransdiviser