Informatie over het woord misgaan (Nederlands → Esperanto: malsukcesi)

Synoniemen: bakken, een buis krijgen, falen, mislukken, sjezen, stralen, stranden, zakken, scheef gaan, spaak lopen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈmɪsxan/
Afbrekingmis·gaan

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(hij) gaat mis(hij) ging mis
(zij) gaan mis(zij) gingen mis
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat hij) misga(dat hij) misginge
(dat zij) misgaan(dat zij) misgingen
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
misgaand, misgaande(zijn) misgegaan

Voorbeelden van gebruik

De laatste zes keer dat er iets misging, was er niemand in de buurt waar de ongelukken plaatsvonden.
Sinds jij bij de stam bent, gaat alles mis!
Altijd gaat er iets mis!

Vertalingen

Duitsmißglücken; durchfallen
Engelsfail; miscarry; come unstuck
Engels (Oudengels)abreoþan
Esperantomalsukcesi
Faeröersmiseydnast
Maleisgagal
Nederduitsmislükken
Papiamentsfaya; frakasá
Portugeesmalograr‐se; sofrer um xeque; ter mau êxito
Swahili‐kosa
Westerlauwers Friesfale; feile; mislearje
Zweedsklicka