Informatie over het woord korten (Nederlands → Esperanto: malplilongiĝi)

Synoniemen: inkrimpen, krimpen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈkɔrtə(n)/
Afbrekingkor·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) kort(ik) kortte
(jij) kort(jij) kortte
(hij) kort(hij) kortte
(wij) korten(wij) kortten
(jullie) korten(jullie) kortten
(gij) kort(gij) korttet
(zij) korten(zij) kortten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) korte(dat ik) kortte
(dat jij) korte(dat jij) kortte
(dat hij) korte(dat hij) kortte
(dat wij) korten(dat wij) kortten
(dat jullie) korten(dat jullie) kortten
(dat gij) kortet(dat gij) korttet
(dat zij) korten(dat zij) kortten
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
kortend, kortende(zijn) gekort

Voorbeelden van gebruik

Dan gaan de dagen weer korten en krijgt andijvie minder kans om door te schieten.

Vertalingen

Esperantomalplilongiĝi
Westerlauwers Frieskrimpe