Informatie over het woord stranden (Nederlands → Esperanto: fiaski)

Synoniemen: floppen, in het water vallen, schipbreuk lijden

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈstrɑndə(n)/
Afbrekingstran·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) strand(ik) strandde
(jij) strandt(jij) strandde
(hij) strandt(hij) strandde
(wij) stranden(wij) strandden
(jullie) stranden(jullie) strandden
(gij) strandt(gij) stranddet
(zij) stranden(zij) strandden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) strande(dat ik) strandde
(dat jij) strande(dat jij) strandde
(dat hij) strande(dat hij) strandde
(dat wij) stranden(dat wij) strandden
(dat jullie) stranden(dat jullie) strandden
(dat gij) strandet(dat gij) stranddet
(dat zij) stranden(dat zij) strandden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
strandstrandt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
strandend, strandende(zijn) gestrand

Vertalingen

Duitsfehlschlagen; scheitern
Engelsfail; flop
Esperantofiaski
Portugeesfracassar; malograr‐se
Roemeenseșua