Informatie over het woord roken (Nederlands → Esperanto: fumi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈrokə(n)/
Afbrekingro·ken

Voorbeelden van gebruik

Wij willen de vredespijp met hem roken.
Zij rookt 50 à 60 Turkse sigaretten per dag en ’s avonds bovendien vele zware sigaren.
Stelt u zich onze verbazing voor toen hij halverwege Frankrijk kalm een sigaret rokend, de cabine in wandelde!
Nadat ik een sigaret gerookt had, besloot ik de inhoud van mijn enveloppe te onderzoeken.
Zij rookten een tijdje in stilte en de zon scheen op hen neer.
Erbuiten zittend rookte ik mijn pijp en keek naar de wolken.

Vertalingen

Afrikaansrook
Duitsrauchen
Engelssmoke
Esperantofumi
Fransfumer