Informatie over het woord huwen (Nederlands → Esperanto: edziĝi)

Synoniemen: in het huwelijk treden, trouwen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɦyʋən/
Afbrekinghu·wen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) huw(ik) huwde
(jij) huwt(jij) huwde
(hij) huwt(hij) huwde
(wij) huwen(wij) huwden
(jullie) huwen(jullie) huwden
(gij) huwt(gij) huwdet
(zij) huwen(zij) huwden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) huwe(dat ik) huwde
(dat jij) huwe(dat jij) huwde
(dat hij) huwe(dat hij) huwde
(dat wij) huwen(dat wij) huwden
(dat jullie) huwen(dat jullie) huwden
(dat gij) huwet(dat gij) huwdet
(dat zij) huwen(dat zij) huwden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
huwhuwt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
huwend, huwende(zijn) gehuwd

Voorbeelden van gebruik

Hij hield zich zeer lang in Parigi op, huwde daar, en ging tot het mohammedanisme over.

Vertalingen

Afrikaanstrou
Deensgifte sig
Duitssich verehelichen; sich verheiraten; heiraten
Engelsmarry; wed
Esperantoedziĝi
Faeröersgiftast
Fransse marier
Hawaiaansmale
IJslandsgifta sig; giftast
Italiaansammogliarsi
Luxemburgssech bestueden
Maleiskahwin
Papiamentskasa
Poolsożenić się
Portugeescasar‐se
Saterfrieshilkje; sik ferhilkje
Schotsmairy
Spaanscasarse
Thaisแต่งงาน
Westerlauwers Friesboaskje
Zweedsgifta sig