Informatie over het woord kreunen (Nederlands → Esperanto: ĝemi)

Synoniemen: kermen, steunen, stenen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈkrønə(n)/
Afbrekingkreu·nen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) kreun(ik) kreunde
(jij) kreunt(jij) kreunde
(hij) kreunt(hij) kreunde
(wij) kreunen(wij) kreunden
(jullie) kreunen(jullie) kreunden
(gij) kreunt(gij) kreundet
(zij) kreunen(zij) kreunden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) kreune(dat ik) kreunde
(dat jij) kreune(dat jij) kreunde
(dat hij) kreune(dat hij) kreunde
(dat wij) kreunen(dat wij) kreunden
(dat jullie) kreunen(dat jullie) kreunden
(dat gij) kreunet(dat gij) kreundet
(dat zij) kreunen(dat zij) kreunden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
kreunkreunt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
kreunend, kreunende(hebben) gekreund

Voorbeelden van gebruik

De man uit Friesgalt hoestte en kreunde.
Hij kreunde en werkte zich nog half verdoofd overeind tot hij op de koude stenen zat.

Vertalingen

Catalaansgemegar
Duitsächzen; jammern; seufzen; stöhnen; wehklagen; wimmern; klagen
Engelsgroan; moan
Engels (Oudengels)granian
Esperantoĝemi
Faeröersstuna; suffa; vena seg
Finshuokailla
Fransgémir
Italiaansgemere
Latijngemere
Portugeescarpir; gemir
Roemeensgeme
Saterfriesjammerje; jauelje; jauerje; jöäselje; kloagje; stänne; suchtje
Spaansgemir
Sranangeme
Westerlauwers Frieskroane; stinne
Zweedsstöna