Informatie over het woord instorten (Nederlands → Esperanto: disfali)

Synoniemen: ineenstorten, uiteenvallen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɪnstɔrtə(n)/
Afbrekingin·stor·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(hij) stort in(hij) stortte in
(zij) storten in(zij) stortten in
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat hij) instorte(dat hij) instortte
(dat zij) instorten(dat zij) instortten
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
instortend, instortende(zijn) ingestort

Voorbeelden van gebruik

Het is niet bekend hoe de muur kon instorten.
Soms storten de gangen in.
Meerdere gebouwen stortten daar in.
Er worden nog veel mensen vermist, die zich mogelijk in ingestorte huizen of weggespoelde auto’s bevinden.
Op de plaats waar hij nog niet was ingestort, was de buitenste muur vijftien meter hoog.

Vertalingen

Afrikaansinmekaarstort
Duitszerfallen; zusammenfallen; auseinander fallen; einstürzen
Engelscollapse
Esperantodisfali
Portugeesruir