Informatie over het woord afstuderen (Nederlands → Esperanto: diplomiĝi)

Synoniemen: een diploma behalen, een diploma halen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑfstydeːrə(n)/
Afbrekingaf·stu·de·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) studeer af(ik) studeerde af
(jij) studeert af(jij) studeerde af
(hij) studeert af(hij) studeerde af
(wij) studeren af(wij) studeerden af
(jullie) studeren af(jullie) studeerden af
(gij) studeert af(gij) studeerdet af
(zij) studeren af(zij) studeerden af
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) afstudere(dat ik) afstudeerde
(dat jij) afstudere(dat jij) afstudeerde
(dat hij) afstudere(dat hij) afstudeerde
(dat wij) afstuderen(dat wij) afstudeerden
(dat jullie) afstuderen(dat jullie) afstudeerden
(dat gij) afstuderet(dat gij) afstudeerdet
(dat zij) afstuderen(dat zij) afstudeerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
studeer afstudeert af
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
afstuderend, afstuderende(zijn) afgestudeerd

Voorbeelden van gebruik

Er gingen geruchten dat de man afgestudeerd was aan de een of andere universiteit, maar zijn verleden was een mysterie, hoewel dat niet ongewoon was.

Vertalingen

Engelsgraduate
Esperantodiplomiĝi
Portugeesgraduar