Informatie over het woord opstijgen (Nederlands → Esperanto: surĉevaliĝi)

Synoniem: te paard stijgen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔpstɛi̯ɣə(n)/
Afbrekingop·stij·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) stijg op(ik) steeg op
(jij) stijgt op(jij) steeg op
(hij) stijgt op(hij) steeg op
(wij) stijgen op(wij) stegen op
(jullie) stijgen op(jullie) stegen op
(gij) stijgt op(gij) steegt op
(zij) stijgen op(zij) stegen op
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) opstijge(dat ik) opstege
(dat jij) opstijge(dat jij) opstege
(dat hij) opstijge(dat hij) opstege
(dat wij) opstijgen(dat wij) opstegen
(dat jullie) opstijgen(dat jullie) opstegen
(dat gij) opstijget(dat gij) opsteget
(dat zij) opstijgen(dat zij) opstegen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
stijg opstijgt op
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
opstijgend, opstijgende(zijn) opgestegen

Voorbeelden van gebruik

Ik steeg weer op en volgde het.
Daarna ging ik achter mijn paard aan en steeg op.
Wij stegen op en reden langzaam weg.
Ik hielp haar op te stijgen en keek haar na toen ze wegreed.

Vertalingen

Duitsaufs Pferd steigen; aufsitzen
Esperantosurĉevaliĝi
Portugeesmontar a cavalo