Informatie over het woord knoedel (Nederlands → Esperanto: knedliko)

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈknudəl/
Afbrekingknoe·del
Geslachtmanlijk
Meervoudknoedels

Voorbeelden van gebruik

„Morgenvroeg wil de priester je spreken”, snauwde de vrouw van Oude Ash tegen de Jonge Ash, terwijl die zijn knoedels zat te eten.

Vertalingen

DuitsSemmelknödel; Kloß; Knödel
Esperantoknedliko; pastbulo; pastobulo
Finsknöödeli
LuxemburgsKniddel
Russischкнедлик
Tsjechischknedlík