Informatie over het woord strike (Engels → Esperanto: striki)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/stɹaɪ̯k/
Afbrekingstrike
Shaw‐alfabet𐑕𐑑𐑮𐑲𐑒
Deseret‐alfabet𐑅𐐻𐑉𐐴𐐿

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(I) strike(I) striked
(thou) strikest(thou) strikedst
(he) strikes, striketh(he) striked
(we) strike(we) striked
(you) strike(you) striked
(they) strike(they) striked
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(I) strike (I) striked
(thou) strike(thou) striked
(he) strike(he) striked
(we) strike(we) striked
(you) strike(you) striked
(they) strike(they) striked
Gebiedende wijs
strike
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
strikingstriked

Voorbeelden van gebruik

Workers for this government department will strike from December 23–26, and again from December 28–31.

Vertalingen

Afrikaansstaak
Catalaansfer vaga
Deensstrejke
Duitsstreiken
Esperantostriki
Italiaansfare sciopero
Nederlandsstaken
Papiamentsstraik; wèlga; welga
Portugeesfazer greve
Saterfriesstraikje
Spaansdeclararse en huelga
Westerlauwers Friesstake
Zweedsstrejka