Informatie over het woord fear (Engels → Esperanto: timi)

Synoniemen: be afraid of, be in a funk

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/fɪə̯*/
Afbrekingfear
Shaw‐alfabet𐑓𐑦𐑼

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(I) fear(I) feared
(thou) fearest(thou) fearedst
(he) fears, feareth(he) feared
(we) fear(we) feared
(you) fear(you) feared
(they) fear(they) feared
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(I) fear (I) feared
(thou) fear(thou) feared
(he) fear(he) feared
(we) fear(we) feared
(you) fear(you) feared
(they) fear(they) feared
Gebiedende wijs
fear
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
fearingfeared

Voorbeelden van gebruik

Now they will learn why they fear the night.
Fear nothing.

Vertalingen

Afrikaansvrees
Catalaanstémer; tenir por
Deensvære bange; være bange for
Duitsfürchten; befürchten; sich fürchten vor
Engels (Oudengels)ondrædan
Esperantotimi
Faeröersóttast; vera bangin
Finspelätä
Fransavoir peur; craindre; redouter; avoir peur pour
IJslandsvera hræddur; vera hræddur við
Italiaanstemere
Jamaicaans Creoolsfraitn fi
Jiddischמורא האָבן
Latijntimere
Luxemburgsfäerten
Maleistakut
Nederlandsbang zijn; duchten; schromen; vrezen; vrees koesteren voor
Noorsfrykte; være redd for
Poolsbać się
Portugeesrecear; temer
Russischбояться
Saterfriesbesuurgje; Nood hääbe foar
Schots-Gaelischgabh eagal
Spaanstemer
Srananfrede
Swahili‐ogopa
Thaisกลัว; กลัวเกรง
Tsjechischbát se
Westerlauwers Friesbang wêze
Zweedsvara rädd för