Informatie over het woord heißen (Duits → Esperanto: nomiĝi)

Uitspraak/ˈhaɪsən/
Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) heiße(ich) hieß
(du) heißt(du) hießest, hießt
(er) heißt(er) hieß
(wir) heißen(wir) hießen
(ihr) heißt(ihr) hießt
(sie) heißen(sie) hießen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) heiße(ich) hieße
(du) heißest(du) hießest
(er) heiße(er) hieße
(wir) heißen(wir) hießen
(ihr) heißet(ihr) hießet
(sie) heißen(sie) hießen
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
heißend(haben) gehießen

Voorbeelden van gebruik

Wie heißen Sie?

Vertalingen

Deenshedde; kaldes
Engelsbe called
Esperantonomiĝi
Finsolla nimeltään
Franss’appeler
IJslandsheita
Italiaanschiamarsi
Jamaicaans Creoolsniem; kaal
Jiddischהײסן
Nederduitsheaten
Nederlandsgenoemd worden
Noorskalles; hete
Papiamentsyama
Russischназваться; называться
Saterfriesheete
Spaansllamarse
Sranannen
Thaisชื่อ
Westerlauwers Frieshite; hjitte
Zweedsheta; kallas