Informatie over het woord trinken (Duits → Esperanto: drinki)

Synoniem: zechen

Uitspraak/ˈtrɪŋkən/
Afbrekingtrin·ken
Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) trinke(ich) trank
(du) trinkst(du) trankst
(er) trinkt(er) trank
(wir) trinken(wir) tranken
(ihr) trinkt(ihr) trankt
(sie) trinken(sie) tranken
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) trinke(ich) tränke
(du) trinkest(du) tränkest
(er) trinke(er) tränke
(wir) trinken(wir) tränken
(ihr) trinket(ihr) tränket
(sie) trinken(sie) tränken
Gebiedende wijs
(du) trinke
(ihr) trinkt
trinken Sie
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
trinkend(haben) getrunken

Voorbeelden van gebruik

Und er hatte nicht getrunken!
Man muß wissen, mit wem man trinkt.

Vertalingen

Afrikaansdrink
Catalaansbeure
Engelsdrink
Esperantodrinki
Faeröersdrekka
Franss’enivrer
Hongaarsiszik
Nederduitsdrinken
Nederlandsdrinken; pimpelen
Poolspić alkohol
Portugeesbeber; beber em excesso d'alcoólico
Roemeensbea
Saterfriessuupe; swierje
Spaansbeber demasiado alcohol
Westerlauwers Friesdrinke
Zweedsrumla; supa