Informatie over het woord auslaufen (Duits → Esperanto: finiĝi)

Synoniemen: enden, endigen, aufhören, zu Ende gehen, ein Ende nehmen, ablaufen

Uitspraak/ˈaʊslaʊfən/
Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(er) läuft aus(er) lief aus
(sie) laufen aus(sie) liefen aus
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(er) laufe aus(er) liefe aus
(sie) laufen aus(sie) liefen aus
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
auslaufend(sein) ausgelaufen

Voorbeelden van gebruik

In vier Tagen läuft die Abschußgenehmigung für den Rodewalder Wolf erneut aus.

Vertalingen

Afrikaanseindig
Deensebbe ud
Engelscome to an end; end; end up; expire; conclude; finish; draw to a close; draw to an end
Esperantofiniĝi
Faeröersverða endaður
Fransfinir; prendre fin; se terminer
Maleisberakhir
Nederlandsaflopen; eindigen; ophouden; uitgaan; uitraken; verlopen; ten einde lopen
Noorsutlope
Papiamentskaba
Portugeesacabar; terminar
Roemeensse sfârși
Saterfrieseendigje; eendje
Spaansexpirar; terminarse
Sranankaba
Thaisจบ; เสร็จ
Turksbitmek
Westerlauwers Friesbeteare
Zweedssluta