Informatie over het woord abdecken (Duits → Esperanto: senfeligi)

Synoniemen: häuten, abhäuten

Uitspraak/ˈapdɛkən/
Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) abdecke (ich) abdeckte
(du) abdeckst (du) abdecktest
(er) abdeckt (er) abdeckte
(wir) abdecken (wir) abdeckten
(ihr) abdeckt (ihr) abdecktet
(sie) abdecken (sie) abdeckten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) abdecke (ich) abdeckte
(du) abdeckest (du) abdecktest
(er) abdecke (er) abdeckte
(wir) abdecken (wir) abdeckten
(ihr) abdecket (ihr) abdecktet
(sie) abdecken (sie) abdeckten
Gebiedende wijs
(du) decke ab
(ihr) abdeckt
abdecken Sie
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
abdeckend(haben) abgedeckt

Vertalingen

Engelsflay; skin; strip
Esperantosenfeligi
Nederlandsafstropen; vellen
Saterfriesfille; oudäkke