Informatie over het woord betreten (Duits → Esperanto: enpaŝi)

Uitspraak/bəˈtreːtən/
Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) betrete(ich) betrat
(du) betrittst(du) betratest, betratst
(er) betritt(er) betrat
(wir) betreten(wir) betraten
(ihr) betretet(ihr) betratet
(sie) betreten(sie) betraten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) betrete(ich) beträte
(du) betretest(du) beträtest
(er) betrete(er) beträte
(wir) betreten(wir) beträten
(ihr) betretet(ihr) beträtet
(sie) betreten(sie) beträten
Gebiedende wijs
(du) betritt
(ihr) betretet
betreten Sie
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
betretend(haben) betreten

Voorbeelden van gebruik

Eine halbe Stunde später betrat Sam Steever das Haus seines Bruders.

Vertalingen

Engelsenter
Esperantoenpaŝi
Nederlandsbetreden; binnentreden; instappen
Spaansmontar