Nederlands–Spaans woordenboek
Spaanse vertaling van het Nederlandse woord raken
Nederlands | Spaans (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(worden) | hacerse | |
🔗 Het huis raakte stampvol. | ||
(aangaan; betreffen; gaan om) | concernir ; incumbir | |
(halen; treffen) | acertar ; dar con ; dar en | |
🔗 Ze hebben de opslagplaats geraakt. | ||
(geraken) | recalar | |
🔗 De kar ratelde voort met een aardig vaartje, maar Reith wist dat hij geen kans had door de poort te raken. | ||
(aarden; wennen; gewennen) | acostumbrarse ; habituarse | |
🔗 Hij was nooit aan dit oord gewend geraarkt hoewel hij er al een paar maanden als nachtwaker werkte. | ||
(aankomen; toucheren) | estar en contacto ; tocar | |
🔗 Raak je geweren niet aan of we schieten! | ||
(raken) | recalar | |
🔗 Het toeval wilde dat ook de markies de Cantecler op zijn ochtendwandeling in de buurt van de herberg geraakte. | ||
(verbeuren; verliezen) | perder | |
🔗 U bent uw geheugen kwijtgeraakt. | ||
(ten einde lopen) | expirar ; terminarse |