Nederlands–Spaans woordenboek
Spaanse vertaling van het Nederlandse woord rakend
Nederlands | Spaans (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(worden) | hacerse | |
🔗 Het huis raakte stampvol. | ||
(aangaan; betreffen; gaan om) | concernir ; incumbir | |
(halen; treffen) | acertar ; dar con ; dar en | |
🔗 Ze hebben de opslagplaats geraakt. |