Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord reispas

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(bergpas)
🔗 We betraden de pas.
(schrede; stap; voetstap);
🔗 De stoet uit Dahaut hield op honderdvijftig pas afstand stil.
(paspoort)
🔗 U moet uw pas laten zien.
(daarnet; juist; net);
🔗 In het huis hing de geur van pas gebraden vlees.
; ;
voyage
;
🔗 Hoe reist u gewoonlijk naar Settra?
(gereis)
travelling
🔗 Reizen maakt een mens hongerig.

NederlandsEngels
reispas pass; passport
pas defile; freshly; gait; newly; only; pace; pas; pass; passport; step; scarce; scarcely; just; recently; not until; as late as; not before; of late
reizen go places; itinerate; journey; travel; be on the road; travelling; trek; voyage