Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord chef

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(baas; gebieder; gezagvoerder); ; ;
🔗 Hoe is die nieuwe chef?
(baas; opperhoofd);
🔗 De verpleger overhandigde hem het briefje dat hij bij zich had, en zijn chef bekeek het met een afkeurend gemompel.
(chef‐kok)
(baas; hoofd; hoofdman; leider);
head of a department
(afdelingshoofd)
head of department
(stafchef)
🔗 De Franse chef‐staf Edouard Guillard gaat ervan uit dat de Franse troepen in een directe confrontatie met de rebellen verwikkeld raken.
(commissaris; politiecommissaris)
🔗 „Dat kunnen we ook niet”, zei de politiechef gramstorig.
stafchef
(chef‐staf)
stationschef
station‐master

NederlandsEngels
chef boss; chef; chief clerk; employer; gov; governor; guv’nor; head; manager; master; office‐manager; principal
chef de bureau chief clerk; head‐clerk
chef de cuisine chef
chef d’oeuvre masterpiece
chef van het protocol head of protocol
afdelingschef floor‐manager; floor‐walker; department head
bureauchef head‐clerk
chef‐staf chief of staff
kabinetschef secretary‐general of a ministry
personeelschef personnel manager
politiechef police chief
stafchef chief of staff
stationschef station‐master