Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord win

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(gain; profit; accrue);
(benefit; gain; profit; advantage); ; ;
🔗 He won’t win endorsement by claiming prudence.
🔗 If Biden wins Pennsylvania, he would win the presidency.
(victory)
🔗 In Michigan, a state judge rejected a request by two poll challengers to block the certification of the results that showed Biden’s win in the heavily Democratic area of Detroit and denied a request for an audit of the election.
(gain)
🔗 Yes, Labour didn’t win the election.
win over
(defeat; beat; overcome; surmount; vanquish; get the better of)
; ;
🔗 Nevertheless, this war is not winnable.
🔗 The former Massachusetts governor is expected to take the majority of Wisconsin’s 42 delegates and Maryland’s 37 delegates, with some designated solely for the winner and the rest to be awarded proportionally.
(accrual)
🔗 I can hardly touch them without winning.

EngelsNederlands
winbehalen; bezorgen; brengen; overwinning; succes; verdienen; verkrijgen; verwerven; voor zich winnen; winnen; zegevieren
stage winetappeoverwinning
win by a nosewinnen met een neuslengte verschil
win hands downop zijn sloffen winnen; overtuigend winnen
win one’s audience overze op zijn hand weten te krijgen; ze weten te winnen
win one’s pointzijn zin krijgen; zijn zin weten te krijgen
win one’s spurszijn sporen verdienen
win one’s wayvoortploeteren; zich met moeite een weg banen
win outerdoor komen
win overoverhalen
win roundoverhalen
win them over to one’s sideze op zijn hand weten te krijgen; ze weten te winnen
win the palmmet de zege gaan strijken
win througherdoor komen
win through all difficultiesalle moeilijkheden te boven komen
winnablete winnen
winnerklapper; laureaat; succes
winninginnemend; winning