Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord ride

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
🔗 A party of them has ridden south from Tar Valon.
(drive; go; travel)
🔗 It is proper that I ride where I am.
ride at anchor
(anchor; drop anchor)
ride down
(drive down; drive off; ride off)
ride off
(drive down; drive off; ride down)
forrajdi
🔗 Then without words she mounted her horse and rode off through the trees.
(exhaust; fag out; fatigue; jade; overdrive; tire out); ;
ellacigi
(exhaust; fag out; jade; overdrive);
lacegigi
(predominate); ;
superregi
🔗 Passing by reference allows you to override the normal scoping rules and give a function direct access to a variable.
; ;
🔗 And he saw the rider.
riding

EngelsNederlands
rideafrijden; berijden; drijven; kwellen; laten rijden; paardrijden; rijden; rijden op; rijtoer; rit; ruiterpad; toer; toertje; verrijden
ambulance rideambulance‐rit
come riding upkomen aanrijden
go for a rideeen ritje gaan maken; een ritje maken; een toertje gaan maken; gaan rijden
go out for a ridegaan rijden
hitch a rideliften
ride aboutrondrijden
ride afternarijden
ride alongmeerijden
ride at anchorvoor anker liggen
ride awayafrijden; heenrijden
ride backterugrijden
ride downafrijden; omrijden; omverrijden
ride for a fallzijn ondergang tegemoet snellen
ride hell for leatherin dolle vaart rijden
ride highsucces hebben
ride offafrijden; wegrijden
ride ondoorrijden; voortrijden
ride one’s horsezijn stokpaardje berijden
ride outheelhuids doorkomen; overleven; uitrijden
ride postals postiljon rijden; in vliegende vaart rijden
ride side‐saddlerijden in amazonezit
ride the houndste paard achter de honden jagen
ride throughdoorrijden
ride upop rijden; opkruipen
take a rideeen ritje maken; toeren
take somebody for a rideiemand erin luizen; iemand in de luren leggen; iemand voor de gek houden
trial rideproefrit
joyridejoyride; joyriden; plezierrit; pleziertochtje
outridevoorbijrijden; voorrijden
overrideafbeulen; afjakkeren; afpeigeren; afrijden; kapot rijden; met voeten treden; opzij zetten; tenietdoen; ter zijde stellen; vernietigen; voorrang hebben boven; weer tenietdoen
rideraanhangsel; allonge; berijder; paardrijder; rijder; ruiter; toevoeging
ridingpaardrijden; rijden
sleigh‐ridesledetocht; sleetocht