Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord expense

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
expense
(charge; cost)
;
expense
(charge; expenditure; outlay)
uitgaaf
;
administrative expenses
at the expense of
(on)
op kosten van
je la kosto de
expend
(spend; cough out; cough up; fork out; pay up; plank down; shell out; stump up)
;
(dear)
(costly; dear; pricey); ;
🔗 Brexit has already contributed to Britain’s particularly high inflation by introducing friction into the country’s most important trading relationship, and hitting the value of the pound, which has made imports more expensive.
; ;
🔗 And waiting is expensive.

EngelsNederlands
expense kosten; moeite; onkosten; tering; uitgaaf; uitgave
administrative expenses administratiekosten
at one’s own expense op eigen kosten
at public expense op kosten van de gemeenschap
at the expense of op kosten van; ten koste van; ten nadele van
calculation of expense kostenberekening
college expenses studiekosten
expense account declaratie; onkostenrekening
expense allowance onkostenvergoeding
expense claim onkostendeclaratie
expense funds representatiekosten
go to expense kosten maken
go to great expense veel kosten maken
hotel expenses verblijfkosten
lodging expenses verblijfkosten
meet expenses de kosten bestrijden; de kosten dekken
on expenses met vergoeding van alle onkosten
out‐of‐pocket expenses kleine uitgaven; verschoten; voorschoten; voorschotten
put somebody to expense iemand op kosten jagen
put to expense op kosten jagen
sale expenses veilingkosten
spare neither effort nor expense kosten noch moeite sparen
spare no expense flink uitpakken; kosten noch moeite sparen
expend besteden; uitgeven; verbruiken
expensive begrotelijk; duur; kostbaar; prijzig
operating‐expenses bedrijfskosten; exploitatiekosten
travelling‐expenses reiskosten